Tram 7, dwars door Soho aan de Stroom: met 16 km per uur van Sint-Pietersvliet naar Mortsel
ANTWERPEN / MORTSEL – Staat u er soms bij stil hoe groot het verschil kan zijn tussen twee haltes van de tram? Hoe die twee totaal verschillende werelden kunnen bevatten? Je begint op de Luchtbal en eindigt aan de Jan Van Rijswijcklaan. Je stapt op aan de Katwilgweg en je stapt af aan het Wijnegem Shopping Center. Je dommelt in op Eksterlaar en wordt wakker aan Regatta. Van terminus tot terminus reisden wij met alle tramlijnen. Op zoek naar de charme van elk eindstation. Vandaag: tram 7, van Sint-Pietersvliet naar Mortsel.
De tram is een huis van vertrouwen. Geen vertraging of panne doet hem afwijken van zijn sporen. Onwrikbaar en kordaat volgt hij steeds dezelfde weg. Van terminus tot terminus, alsof het zijn levensloop is. Een verhaal dat hij rijdt van eindhalte tot eindhalte. En wij reisden mee naar alle 26 terminussen.
De eindhalte van tram 7 bleek in juni een verrassing. Alle plannetjes van De Lijn, recent gedrukt en dus up-to-date, vermeldden keurig dat de tramlijn sinds deze maand zijn nieuwe terminus op het Eilandje naast het MAS zou hebben. Helaas, onze tram draait net voor de kaaien rond een leegstaand kantoorgebouw, en stopt na enkele meters in een smal en donker straatje. Eindhalte Sint-Pietersvliet. Twee toeristen die met ons afstappen, kijken ons aan. Ze komen uit Scandinavië, wijzen naar hun plannetje en vervolgens naar het kantoorgebouw. “MAS?”, vragen ze verwonderd. De nieuwe tramverbinding naar het Eilandje is voorlopig nog een werf. De tramsporen liggen er al, de bovenleidingen hangen er reeds. Overal daartussen zijn arbeiders in de weer: met hoogtewerkers en kabels, met putten graven en leidingen trekken. Langs de straat staan borden die voetgangers waarschuwen: ‘Pas op, tram!’. Voorlopig leest de boodschap als een René Magritte. Wanneer de tram hier rijdt, weet niemand. Maar de buurt van Sint-Pietersvliet is boeiend zonder meer, zelfs zonder verlenging van de tramlijn. Huizen en gebouwen ademen er vernieuwing. De wijk is in volle overgang. In een oud gebouw zijn kantoren, een galerij en lofts gekomen. We drukken er op alle belletjes en wachten tot iemand antwoordt.
De kleine sinjoor
We zijn welkom bij Stefaan (31) op de eerste verdieping. “Samen met mijn vrouw Julie”, zegt hij, “wonen we hier al een jaar. Mijn vrouw en ik zijn architecten en we huurden tot dan in Berchem. We waren op zoek naar een pand met eigenheid en karakter, nabij het oude stadscentrum. Het hoefde niet nieuw te zijn, wegens te duur, en er mochten kosten aan zijn, zo konden we als architecten ons eigen ding doen. Toen we dit gebouw zagen, wisten we meteen: ‘ja, dat is het!’. Vroeger was het een klein fabriekje en het stond verdieping per verdieping te koop. Het had een industriële look, met grote ramen, staal en beton, en die uitstraling hebben we behouden.”
“Ook de ligging vonden we boeiend. Het Schipperskwartier is een interessant gegeven. De wijk had vroeger een ranzig kantje, eigen aan havenkwartieren, maar de buurt heeft een nieuwe toekomst gevonden. Ze is divers gebleven, hier wonen mensen van verschillend allooi, en ze heeft nog altijd de eigenschappen van een typische oude stadsbuurt. Hier vind je nog kleine handelaars – een fietsenmaker, een drogisterij, een schoenmaker – die in een stadscentrum, door de druk van winkelketens, niet kunnen overleven. Iets verder om de hoek bruisen de hippe zaken: koffieshop Normo, een juwelenontwerper, boetieks en restaurants. Ook het culturele leven staat hier sterk. De buurtvereniging Ramblas Lange Koepoortstraat houdt die fakkel brandend. Het Schipperskwartier ontpopt zich tot een klein Soho in grootstad Antwerpen. Bruisend maar kleinschalig, op maat van de mensen die er wonen en werken. De architectuur in de straten rondom is kleinschaliger dan die op het Eilandje. Maat net dat maakt het Eilandje banaler, meer kunstmatig nieuw en groots, en minder boeiend. We wonen dicht bij de Schelde, het oude centrum is vlakbij, het Eilandje op wandelafstand, en de rest van de stad is op enkele minuten bereikbaar met de fiets. Toen wij vorig jaar trouwden, hebben wij eerst thuis ontbeten en zijn dan samen met de vrienden te voet naar het Stadhuis gewandeld. Dit is dus een droomplek om te wonen. Alleen de tram maakt veel lawaai. Op de eerste verdieping hoor je de remmen krijsen, alsof hij voor het raam stopt. Maar die ellende is bijna voorbij. Binnenkort verhuist de eindhalte naar de buren op het Eilandje. Oh ja, en wij verwachten ons eerste kindje. Wordt hij of zij dan geen sinjoor?”
Net voorbij de terminus op de Sint-Pietersvliet eindigt de straat op een pittoresk pleintje. De Sint-Paulusplaats is autovrij, maar rijk aan gezellige terrasjes. Boven de daken zie je net niet de toren van de Sint-Pauluskerk. Terry, die voorbij loopt, volgt mijn blik omhoog. “Ik werk niet ver van hier”, vertelt hij. “En ik moest in de buurt van het MAS zijn, voor een vergadering van de vakbond. Zelf woonde ik vroeger in Hoboken, maar nu in Londerzeel. Ik kom met de trein naar het Centraal Station en neem dan het openbaar vervoer verder. Vandaag dacht ik met tram 7 naar het Eilandje te kunnen. Maar dat bleek dus iets te vroeg. Nu ik zelf niet meer in Antwerpen woon, geniet ik des te meer van rond te wandelen in de stad. Telkens valt het me op hoe deze buurt verandert. Ik vind ze zachter en gezelliger geworden. En de oude gebouwen die hier staan, en die ik vroeger heel gewoon vond, bekijk in nu meer als een toerist: ze zijn adembenemend mooi.”
Tram 7, terminus Mortsel
Tram 7 rijdt van de Scheldekaaien tot op het Gemeenteplein in Mortsel. Die rit van 7,7 kilometer bolt hij gezapig met 16 kilometer per uur. Op 29 minuten staan we in onze enige buurgemeente die ook de titel van stad draagt. Mortsel, het stadje net over onze grens, oogt levendig en gezellig. Het is druk op het Gemeenteplein wanneer onze tram er draait en remt aan zijn eindhalte. Wie van de tram stapt, voelt zich meteen welkom. Een waaier aan terrasjes wenkt ons uitnodigend toe. En ze zitten overvol. Het is woensdag in Mortsel en dat betekent marktdag. Zelfs aan het loketje van De Lijn, midden op het Gemeenteplein, staat een lange rij aan te schuiven. Een man met zijn arm in een draagverband kijkt ons aan. “Ik ben van mijn fiets gevallen”, zegt Michel. “Ik heb m’n hand gebroken. Daarom kan ik voorlopig niet fietsen en sta ik hier nu aan te schuiven. Ik neem het openbaar vervoer omdat het niet anders kan. Gelukkig woon ik niet ver van hier. In Edegem op de grens met Mortsel. Ik ben dus te voet naar het Gemeenteplein gekomen. Een voordeel van Mortsel is dat het nog een echt centrum heeft. Je vindt hier alle winkels bij elkaar.”
Pal voor het terras van café ’t Centrum zien we twee vreemde bakken staan. Metalen kratten, zo groot als een kist, en geschilderd in camouflagegrijs, waar je op een plein vol bomen en bloembakken niet naast kan kijken. Ik probeer de hengsels, verroest en op slot, maar krijg er geen beweging in.
“Zand!”, horen we achter ons roepen. We draaien ons om en de bestuurder van een tram doet teken om dichterbij te komen. “’t Is zand voor de trams”, legt hij vriendelijk uit. “Wanneer een tram remt, heeft die als extra middel om te stoppen kilo’s zand aan boord.” Hij stapt van zijn stuurplaats en opent een kastje onder het raam. Kilo’s wit zand, fijnkorrelig als op een strand, liggen er te wachten. “In de winter en zelfs tijdens de zomer wanneer we plots moeten stoppen, gebruiken we het zand om de remafstand te verkorten. Het wordt automatisch tussen de sporen verspreid en zorgt voor wrijving met de wielen. De bakken waar jullie stonden, zitten vol met wit zand. Ze staan aan alle terminussen. En in elke bak zit een emmertje, zodat we het zand kunnen opscheppen en de voorraad op de tram indien nodig kunnen aanvullen. Soms, wanneer ik dat doe, zie ik kinderen verbaasd toekijken. Die denken dan waarschijnlijk: ‘die meneer gaat op de tram zandtaartjes bakken’.”
Vroeger was het beter
In café Den Bever, enkele huizen verder, stroomt de gezelligheid door de open deur naar buiten. Binnen zitten en staan stamgasten hun herinneringen van weleer op te halen. “Vroeger stond hier het gemeentehuis”, vertelt Harry Beckers. “Dat was een oud en mooi gebouw en zowat het centrum van de wereld voor iedereen die in Mortsel woonde. Nu is Mortsel een stad en hebben ze het gemeentehuis afgebroken. Het nieuwe stadhuis staat een pleintje verder en dat noemt men het Stadsplein. Je moet er niet gaan kijken, want het Gemeenteplein is mooier. Vroeger kwamen de mensen ook van Boechout en verder speciaal naar hier voor de woensdagmarkt. En daarna gingen de mensen wandelen en flaneren in de Statiestraat, die een echte winkelstraat vol handelszaken van middenstanders was. Maar de tijden zijn veranderd. Op de Statielei zijn de ketens gekomen die je overal vindt, en de inwoners van Boechout nemen liever de tram tot in de stad. Alleen op woensdag leeft Mortsel nog. Dan is het markt en kan je over de koppen lopen. De markt staat op het Stadsplein en daar is niet veel te zien. Dat merken de mensen ook en dus komen ze na hun inkopen iets drinken op het Gemeenteplein. Hier bruiste de gemeente voor ze stad werd. Vroeger was het beter, nu is het anders. Is dat niet het verhaal van alle mensen die jong geweest zijn? Of misschien moeten ze van de stad opnieuw een gemeente maken.”